Heel mijn leven voor de diagnose heb ik wel geweten dat ik “anders” was dan de mensen om me heen. Ik had het gevoel een buitenaards wezen te zijn die zich moest aanpassen aan de mensen die hier op de wereld leven. Daarmee was ook mijn interesse gewekt om mensen te bestuderen. Het heeft me altijd geïntrigeerd wat mensen doet “tikken”, waarom ze doen zoals ze doen. Dit eigenlijk uit zelf belang; als ik wist waarom mensen doen zoals ze doen, kan ik dat ook gaan doen. Zonder dat ik het wist was ik dus druk bezig met maskeren, me aan te passen aan neurotypische mensen om niet uit de toon te vallen.
Vandaag de dag kan doe ik dat laatste veel minder. Ik pas me nog wel aan, maar verberg mijn eigen ik niet meer achter een masker van neurotypisch gedrag. Ik omarm mijn autisme zoals het is, een diepgaand onderdeel van wie ik ben. Onder andere hierdoor durf ik heel open te schrijven en te praten over mijn autisme. Over wat voor invloed het heeft op mijn denken, op mijn dagelijks leven, de uitdagingen waarmee ik worstel en de mooie kanten van autistisch zijn.
Kunnen spreken over autisme
In mijn ogen is het van noodzakelijk belang om je eigen autisme te accepteren. Door het als een onderdeel van jezelf te zien, en niet als een extern iets wat je in de weg zit, kun je het ook beter begrijpen. Dit is voor mensen soms heel moeilijk. Vaak komt dit door het stigma wat er op autisme rust. Mensen hebben allerlei negatieve verhalen gehoord, soms wordt autist gebruikt als scheldwoord, ze hebben beelden als “Rainman” in hun hoofd of merken de meewarige blikken van andere mensen op als ze vertellen dat ze autisme hebben.
Dit en andere redenen zorgen er vaak voor dat mensen moeite hebben om hun autisme te accepteren, laat staan in het openbaar te zeggen dat ze autist zijn. Volgens mij zijn er nog veel mensen die niet durven te praten over hun autisme. Ze zijn bang te worden weggezet als “ziek” of “minder”. In de strijd om dit te doorbreken is het van belang om ook hun te laten zien dat er wel mensen zijn die deze stap durven te zetten. Dat er mensen zijn die openbaar durven te zeggen dat ze autisme hebben. En dat dat niet erg is.
Praten voor meer begrip
Hoewel ik heel goed besef dat het niet mogelijk is voor alle autisten te spreken (mijn autisme is tenslotte heel persoonlijk van mij), denk ik dat het wel belangrijk is om te spreken. Hoe kunnen mensen die niets weten over een onderwerp namelijk meer inzicht krijgen? Als het ze verteld wordt en niet eerder.
Ik besef me ook heel goed dat “in het openbaar spreken” niet voor iedereen is weggelegd. Als je tenminste denkt aan het spreken voor een grote groep mensen of iets dergelijks. Maar ik wil er meer voor pleiten om te spreken over neurodiversiteit alsof we spreken over bijvoorbeeld genderdiversiteit. Ja het is een gevoelig onderwerp voor sommige mensen, maar het is tegenwoordig wel iets waarover we nadenken als maatschappij.
En dit bespreken hoeft niet te zijn voor een grote groep mensen, het kan veel kleiner. We kunnen er over praten met vrienden en familie. We kunnen spreken met bazen en collega’s. We kunnen hun vertellen hoe hun gedrag op ons overkomt en vragen stellen over hun gedrag. Dit om het gesprek te openen over neurodivers gedrag. Zoals bijvoorbeeld “stimmen” of onze speciale interesse.
Het is dan wel zaak, zoals ik eerder al aanhaalde, dat we zelf comfortabel zijn met onze neurodiversiteit.
We staan niet alleen!
Maar dat is niet zo! We staan niet alleen. Sinds ik vorig jaar ben begonnen met schrijven over neurodiversiteit heb ik ook een hele stam aan mensen ontdekt. Allemaal zijn we bezig om te praten over neurodiversiteit en de acceptatie daarvan. Er zijn bewegingen die ons verenigen in groepen om ons een stem te geven die ons jarenlang ontzegt is door de wetenschappers. Organisaties als ASAN strijden voor acceptatie van neurodiversiteit en verenigen autisten om te strijden tegen stigma.
Ook via Facebook zijn er al vele groepen waarin autisten samen komen om met elkaar in contact te komen en informatie uit te wisselen. We staan niet alleen in deze wereld, we staan samen. En we kunnen voor elkaar opkomen. En als groep kunnen we veel bereiken. En zo verschillend we ook zijn, we hebben allemaal onze eigen krachten en talenten. Sommige van ons zijn goed in spreken of schrijven over neurodiversiteit, terwijl anderen briljante artiesten zijn en weer anderen zijn uitstekend in hun beroep.
We hebben allemaal onze sterke kanten. Daarmee kunnen we denk ik ook een verschil maken voor de neurodiverse beweging als geheel. We zijn allemaal gewoon mensen die een plaats zoeken in deze neurotypische wereld. En daarmee kunnen we elkaar helpen.